- Maandag Gesloten
- Dinsdag 09:00 - 18:00
- Woensdag 09:00 - 18:00
- Donderdag 09:00 - 18:00
- Vrijdag 09:00 - 18:00
- Zaterdag 08:30 - 14:30
- Zondag Gesloten
Zelfs op een relatief kale Eng weten dieren zich goed verstopt te houden. Af en toe verraden ze zichzelf door sporen achter te laten. Zo zagen wij uitwerpselen van een vos en werd er een ligplaats van een haas ontdekt (zie foto, gemaakt bij de peterselie van de Engtuin, een groentetuin op de Eng). Hazen bewonen geen holen zoals konijnen maar maken legers: ondiepe uithollingen in bosranden, onder heggen of tussen de kluiten van een geploegde akker. Deze legers zijn maximaal 20 centimeter diep en 25 centimeter lang. Hazen liggen met hun achterlijf in het diepste deel. Zo ook de Eng-haas die in het leger op de foto zat. Oren en kop waren plat op de grond en vielen nauwelijks op. Maar uiteindelijk koos de haas het hazenpad en sprintte er vandoor.
Bij het rennen kunnen hazen snelheden van 65 kilometer per uur halen en bij gevaar zijn ze in staat haakse hoeken te rennen. In de winter zijn ze overwegend in de vooravond en 's nachts actief. Ze kunnen dan vele kilometer afleggen. Hazen eten graag grassen, kruiden en akkerbouwproducten. Hopelijk zien wij straks in het voorjaar weer de hazen over de akkers van de Eng rennen. Het voorste dier is meestal een loopse moerhaas (vrouwtje) met enkele rammelaars (mannetjes) die achter haar aanzitten. De bronstijd begint deze maand en duurt tot september. Gemiddeld krijgt een haas vier nestjes per jaar. In totaal tien tot elf jongen. Al na enkele dagen verlaten de jonge hazen het nest maar na zonsondergang keren ze weer terug om gezoogd te worden door de moer. De sterfte onder jonge hazen is hoog. Van de elf blijven er maar twee tot vier in leven. Kom je van de zomer op de Eng een kleine, gezonde haas alleen tegen, laat hem dan met rust. Aan het einde van de dag treft hij, ergens op de Eng, zijn moeder weer.
Behalve een hazenleger kun je andere diersporen van de haas tegenkomen: hazenharen, pootafdrukken, vraatsporen (ze bijten graag bloemhoofdjes van paardenbloemen af), uitwerpselen en wissels (wildpaadjes). En kijk vooral in maart en april goed naar de akkers. De gewassen zijn dan nog laag waardoor de dieren goed te zien zijn! (Informatie mede met dank aan de Zoogdierenvereniging).